rits of hij een jut is, Gé had gezegd dat het een arbeider betrof die niet naar Duitsland wilde, maar joden kan hij niet hebben.
Weer is Maurits bij ons en speelt met onze kleine meid. Ze heeft een blauw jurkje aan, een hoepel om, als leidsel, en Maup moet hem vasthouden. Zij is het paardje. Prachtig vindt ze het, oneindig kóm ze het volhouden, als Maurits maar achter haar aan loopt, om het tafeltje. Ze vraagt nu niet meer waarom hij niet meegaat, op straat spelen of in de tuin, dat doet hij toch niet. Opoe Sientje ging wel mee, naar de eendjes.
Maar toch kan Maurits niet bij ons blijven. Een paar huizen bij ons vandaan woont een nsb'er, hij heeft een joods kindje, ondergedoken bij buren, aangebracht. De man is naar een concentratiekamp, het meisje naar Westerbork gebracht.
We zoeken links en rechts. Is het waar? Maurits kan onderduiken in de Noordoostpolder, het studentenverzet zorgt er voor. Het is feest bij ons, eindelijk, Maurits zal tenminste veilig zijn, hém mogen ze niet in handen krijgen.
Vandaag gaat hij weg, we hebben zelfs taartjes, op de goede afloop.
'Hou je haaks, Maup. Bep gaat met je mee tot Zwolle. Je weet waar je verder naar toe moet.'
Elsje wil niet van zijn nek. 'Kom nou, meissie, oomMaurits komt gauw terug.'
En nu weg, de straat op. Bep volgt, straks geven ze elkaar een arm, dan lijkt het of ze een getrouwd stel zijn, dat valt minder op.
Het is goed gegaan, er was geen controle in de trein. In Zwolle is Maup zelf verder gegaan, met de bus naar de Noordoostpolder. Daar moet hij nu al zijn, veilig en wel.
Eindelijk een lichtpunt, Maurits is tenminste gered. Ze zullen hem niet meer te pakken krijgen. Met de oorlog gaat het ook goed, het Duitse leger is verslagen bij Stalingrad. Waar zouden vader en moeder nu zitten? Straks worden ze misschien bevrijd door de Russen. Als het maar niet zo lang duurde alle
102