WAAGHALS
Het fascisme zal het nooit winnen in Amsterdam. Fascisme is moord, schreeuwen wij, met de politie achter ons aan. Ik krijg een tik met een gummilat maar voel er niets van, wel zit er een dikke striem over mijn rug. Een ander wordt neergeslagen met de blanke sabel, door een smeris-te-paard, een nsb'er, zegt iedereen. Het slachtoffer loopt het bloed in de ogen. Ik heb altijd gedacht, hoe is het mogelijk mensen dood te maken, ook in een revolutie, maar fascisten zou ik zelf wel willen neerknallen. Ik moet denken aan Ernst Teuer. Als je in Duitsland woont is het helemaal moeilijk. Hij is geen jood, maar joden hebben het er nog veel erger. We horen het van de vluchtelingen. Zij vertellen ook de laatste mop uit Berlijn. Een jodenmannetje staat op het voorbalkon van de tram en leest de krant hoog voor zijn gezicht. Twee sa-mannen zijn naast hem komen staan, zij laten zich niet bedriegen en zullen dat joodje eens op zijn nummer zetten. Ze schreeuwen tegen elkaar, zodat iedereen het kan horen, dat joden laf zijn en afzetters, dat je ze niet kan vertrouwen en dat ze stinken en platvoeten hebben en brillen dragen met dikke glazen en communisten zijn, alles in een adem en nog veel meer. Gehaast verlaat het mannetje bij de volgende halte de tram. Die smous is gevlucht. Zie je wel dat joden laf zijn. Maar als ze thuiskomen, de twee s a-mannen, scheldt hun vrouw ze uit want er zijn gaatjes in hun uniform gebrand, met een sigaret.
Ons brengt het op een idee, ons jongste lid Wil en mij, ver weg, in Amsterdam. Er is een nsb-demonstra-
95