de Kerkstraat? Hij schrok zich het rambam. Nee, antwoordde hij, deed zijn handen voor zijn gezicht en duwde me in paniek de deur uit.'
'Wees maar blij', zeg ik ruw, 'wat koop je ervoor als je een jood bent, of een halve jood? Er is niemand die het waardeert. De joden net zo min. Weetje hoe het in mijn familie toegaat? De een is rijk en de ander is gesjochten en dan deugt de een voor de ander niet.'
Het antwoord klinkt schriller dan in mijn bedoeling lag maar zijn onthulling heeft me opgewonden. Waarom neemt hij mij in vertrouwen?
Zwijgend lopen we nu naast elkaar. Ik wou maar dat hij opdonderde. En nu vraagt hij: 'We kunnen toch wel vrienden zijn?'
'Wanneer dan?' vraag ik ontwijkend. 'Tijdens het weekend? Dan moet ik huiswerk maken. En anders ga ik naar de jeugdgroep.'
'Wat is dat?'
'De jeugdbeweging van de vakbond. Daar word jij toch geen lid van.'
'O nee', zegt Richard, 'hoe weetje dat?'
'Het is niets voor kantoorpikkies. Jij bent een echt kantoorpikkie.'
Nu schijnt hij echt kwaad te zijn. Hij kijkt me woedend aan, en zijn neus staat nog schever dan anders. 'Mijn broer is ook georganiseerd, die is drukker. Mag ik zaterdagavond met je mee?'
Trots noteer ik mijn eerste vakbondslid. Op de fiets gaan we naar de jeugdbijeenkomst in de P.C.Hooft-straat, vlak bij het Vondelpark. Het is winter, onze dikke jassen hangen we op tussen de massa jassen en mantels in de lange gang. Aarzelend lopen we het zaaltje binnen, dat bestaat uit twee kamers en suite. Op een
23