Eigenlijk is opa de socialist van de familie. Allemaal zijn we rood maar hij heeft het voorbeeld gegeven. Niet elk familielid heeft er zoveel hartstocht in liggen als hij maar ieder van ons is wel lid van de vakbond. Minder kan al niet. Ik heb me erbij aangesloten op de eerste dag dat ik bij een baas ging werken.
Op Engels, van de avondschool, zit een dikke, bleke jongen naast me in de bank, een jaar ouder dan ik. Richard Gonkel heet hij, en hij plakt zich aan me vast. Bij hem thuis hebben ze het veel beter dan wij, dat kun je aan alles zien. Als ik na de les tegen hem zeg dat hij niet helemaal met me hoeft mee te lopen, antwoordt hij: 'You can haggle me the bold.' Je kan me de bout haggelen. Zulke geintjes maakt hij voortdurend tegen me, alsof hij me wel aardig vindt. Eigenlijk vind ik hem ook wel aardig, met zijn scheve neus. Die is scheef omdat hij eens zijn neusbeentje heeft gebroken. Dan lopen we vijf minuten samen, zonder dat ik weet wat ik moet zeggen. Nu verbreekt hij de stilte en vraagt: 'Ben je een jood?'
Daar hou ik niet van als ze jood zeggen. Daar bedoelen ze bijna altijd risjes mee. Als hij zou vragen of ik joods was, zou het heel anders klinken.
'Wat gaat jou dat aan', antwoord ik korzelig.
'Omdat ik zelf eigenlijk een halve jood ben, maar niemand weet het', vervolgt hij.
'Hoe kun je nu eigenlijk iets half zijn? Je bent het of je bent het niet.'
'Zo bedoel ik het niet', zegt Richard schuchter. 'Mijn vader is mijn vader niet, daar komt het door.'
'En je moeder je moeder niet?' vraag ik spottend.
Maar hij laat zich niet van zijn stuk brengen. 'Mijn vader is kleermaker. Met de mobilisatie moest hij in
21