NAARLONDEN
Wanneer ik al in de buitendeur van het kantoor sta om twee weken met vakantie te gaan, roept juffrouw Annie mij terug.
'Sal, deze brief heeft haast, breng hem even langs bij Mr. Caransa op de Weteringschans.'
Ik vloek want het is toch weer laat geworden en om twee uur staat Wessel, uit de jeugdbeweging, op mij te wachten. Samen gaan we op de fiets naar Londen.
Diezelfde zaterdagmiddag rijden Wessel en ik naar Rotterdam waar we bij zijn grootmoeder kunnen slapen. Zij is huishoudster bij een oude man. We mogen vooral geen overlast veroorzaken.
Alweer vroeg vertrekken we zondagochtend, om in één ruk door te trappen naar Antwerpen, waar Hector woont, een Belgische vriend uit onze beweging. Bij hem ontmoeten we Boule, een ander lid, die trots een leren jack draagt dat hij van Victor Serge heeft gekregen, en dat deze droeg toen hij als trotskist in een Siberisch strafkamp zat. Hij is een bekende Belgisch-Russische schrijver en is door een internationale campagne van schrijvers vrijgekomen.
Maandagochtend gaat de reis naar Oostende; dezelfde avond nog nemen wij de nachtboot naar Dover. We hangen wat rond op het schip en komen 's morgens vroeg slaapdronken in Engeland aan.
Aan één stuk zullen wij doorfietsen naar Londen. Angstvallig rijden we links van de weg maar raken bij elk kruispunt in de war. We hebben er geen flauw benul van gehad dat Kent zo heuvelachtig is. Wessel fietst
I 10