De brieven uit het Huis van Bewaring aan mijn vrouw maken deel uit van hetzelfde verhaal. Alvorens zij op de post gingen, hadden tal van ogen er kennis van genomen. De directeur van het Huis van Bewaring las ze als censor. De officier van Justitie. De rechtercommissaris. De commissaris van de recherche. En de hemel mag weten wie nog meer.
Soms werden er, terloops en zogenaamd onschuldig, tijdens verhoren opmerkingen gemaakt over iets wat in een brief had gestaan. Ik wist dus dat ze 'van hogerhand' gelezen werden, en moest daar rekening mee houden. De brieven waren volledig geconcentreerd op Bep en het gezin. Sommige gedeeltes uit de brieven zijn evenwel te persoonlijk om te publiceren. Deze zijn zonder verdere aanduiding weggelaten. Ik heb geprobeerd er ook bij hen de moed in te houden, en daarbij konden de ogen van de gezagsdragers me geen bliksem schelen. Daarom heb ik ze naar waarheid, zonder mooi-praterij en zonder verhaaltjes geschreven.
Naar waarheid, dat is altijd mijn gedragslijn geweest. Maar ook de rechterlijke macht naar waarheid inlichten zou verraad hebben betekend jegens mijn vrienden, en jegens mijzelf. De enkele keer dat ik feiten ter sprake bracht die betrekking hadden op de strafzaak die ons wachtte, had ik slechts belang bij waardeloos gebrabbel, met het doel verwarring te stichten.
De Bezige Bij heeft mij aangemoedigd, de brieven te publiceren. Soms ontbrak mij de moed, bepaalde details aan de openbaarheid prijs te geven. Dan dacht ik aan de laatste woorden van Henk Sneevliet: 'Dapper zijn omdat het goed is', en heb het er toch op gewaagd.
De brieven zijn in het bezit van de familie. Fotoco-pieën ervan liggen bij het Internationaal Instituut voor
25