Amsterdam, 5 februari 1961
Liefste Bep en kinders,
Deze week veel post. Ik wou je iets vragen, Bep. Destijds is in de gemeenteraad van Utrecht een foto gemaakt, waar De Jong en ik als stenografen op staan. Die foto zou komen in een speciaal boekje, dat op 'burgerdag' wordt uitgereikt, een dag, ingesteld voor Utrechters die 21 jaar worden. Zou je zo'n boekje willen aanvragen? De Jong zal er wel een hebben, of kunnen krijgen. Je vond dat ik er van de week slecht uitzag, en ik heb de laatste week ook echt lopen piekeren. Er is iets zo ongelooflijks gebeurd, dat ik het nauwelijks voor mogelijk had gehouden. Je weet dat men beweert bij ons thuis een document te hebben gevonden, dat betrekking zou hebben op een aantal Parijse advocaten. Ik heb een dergelijk document nooit gehad, en de namen van de advocaten zijn me voor het eerst bekend geworden uit de krant. Zelfs toen er vragen in de Kamer en een ministerieel antwoord kwam over dit beweerde document, in beslag genomen bij 'een stenograaf in Amsterdam' enz., heb ik er het zwijgen toe gedaan. Het kwam me allemaal zo fantastisch voor, en bovendien wilde ik de zaken niet onnodig verscherpen door veldslag te gaan leveren over iets wat op onze zaak geen betrekking heeft. Daarbij had ik de stille hoop, dat men het niet zou aandurven, met dit twijfelachtige document de Parijse advocaten te vervolgen, die kennelijk geen andere 'misdaad' op hun geweten hebben dan op moedige wijze Algerijnen te hebben verdedigd. Nu is echter toch een proces tegen twee advocaten begonnen, en het 'document' speelt daar schijnbaar een grote rol in. Maar ik wil niet, dat mensen door mijn zwijgen onschuldig worden veroordeeld. Het is mij een raadsel, hoe dit 'document' in mijn dos-
125