ker, en gezond. Gisteren was de Humanist er weer. Het is een vriendelijke man, maar ik heb maar weinig contact met hem, al laat ik dat — ik probeer het tenminste — niet blijken. Vaak spijt het me dat ik in mijn boek word gestoord, en dat wil toch heel wat zeggen in de gevangenis, waar je juist zo'n behoefte hebt aan menselijk contact. Het is nu eenmaal zo, en een ramp is het niet, ik treur er ook niet om. Toch is hij heel vriendelijk en, naar ik meen, wel op me gesteld. Maar niets is zo vervelend als met moeite een gesprek gaande te moeten houden. Enfin, als dat het ergste was. Vandaag peertjes, voor de zondag, werd me verteld. Ik krijg trek, het zal wel tegen twaalven lopen. Wel, boeven thuis, we geven de moed niet op, hoor. Ons schuitje is ook bestand tegen storm, te zamen zijn we sterk, en geen gevangenismuur kan onze band verbreken. We houden het hoofd rechtop. Wat jij, Bep, wat jij, Bart, wat jij, Kaat! Op 7 februari word ik weer gehoord i.v.m. de verlenging met 30 dagen. Schrikken jullie dus niet als er weer zo'n berichtje in de krant komt. Het is niet altijd leuk, in het nieuws te zijn... maar, verdorie, we bijten ons erdoor.
Lieverds van me, heel veel liefs, tot donderdag, Papa, Sal.
Die vriend uit de Freud-biografie is Ernst Federn. Hij is de zoon van Paul Federn, een psychoanalyticus en tijdgenoot van Freud, wiens praktijk hij voortzette. Wilhelm Reich was bij hem in psychoanalyse.
Dr. Koperberg was onze huisarts.
124