Weer gaat Bep op sjouw, nu naar Westerbork, om te proberen daar iets voor moeder te doen. Ze is er al eens naar toe gereisd om warme kleren voor vader te brengen, maar zij werd niet toegelaten en moest de kleren langs de weg neerzetten vanwaar de ongelukkigen op platte wagens op transport werden gesteld. Nu komt zij binnen, met een bezoekpasje en bezoekt moeder in de barak. Dokter De Widt belooft iets voor moeder te zullen doen. Er komt zelfs een kaart uit Groningen, zij mag daar naar een oogarts.
In Westerbork heeft moeder familie getroffen, een nicht met haar man en vijf kinderen en Hennie, verpleegster in het Apeldoornse Bos, dat nu ook is leeggehaald, met het intrekken van de zieken stempels. Zij kan moeder vertellen dat Maurits is gevlucht. Dat weet zij tenminste, wat zijn wij daar blij om.
Ons Elsje wil weten waar opoe is, ze was er anders elke dag.
'Ze is naar opa Barend toe.'
'Waarom dan?'
'Hij is zo'n lieve opa, ze wou hem niet alleen laten.'
Ze is niet tevreden: 'Eén nachtje slapen?'
'Nee, wel honderd, maar dan komt ze met opa en gaan ze nooit meer weg tot je heel groot bent, zo groot als de huizen in de lucht.'
En weer komt er een kaart uit Westerbork:
Liefste kinderen en kleinkind. Nog even dit kaartje we zullen moeite doen vader op te zoeken en is dus niet alles verloren. Wij zullen ook hopen elkander spoedig weer te zien. Jelui allen gepakt en gezoend en omhels Elsje dubbel van opoe en moeder.
76