drukking gebruikt zij niet. En ze wil voor ons zorgen, in de sores, zoals zij dat haar hele leven heeft gedaan. Het is niet mogelijk dat er een God bestaat die deze ellende kan toestaan. Ze zegt het aan tafel, plotseling, alsof zij er lang over heeft nagedacht, maar nu tot de overtuiging is gekomen: 'Als er een God bestaat is het een antisemiet.'
Vandaag heeft zij een pakje bij zich.
'Salie, dit zijn de brieven van Saartje. Ze mogen niet in de handen van dat tuig vallen. Zul je er goed op passen?'
Ik wist niet dat die brieven er nog waren. Het is zo lang geleden, dat Saartje is gestorven.
'Wilt u ze niet liever zelf houden, moeder?'
'Ik durf ze niet meer thuis te bewaren, je weet nooit wat er kan gebeuren.'
Ja, we moeten er iets aan doen, andere stempels zijn ook plotseling ingetrokken.
's Avonds tegen achten gaat zij naar huis. Het kan niet anders. Na acht uur mag zij niet meer op straat en moet thuis zijn, zo is voorgeschreven. Wie zich daar niet aan houdt en wordt gesnapt, gaat onherroepelijk naar Westerbork, als strafgeval, evenals degene bij wie het gebeurt.
Hebben wij geen familie die kan helpen? Die van mij is ondergedoken, gearresteerd, gevlucht, ieder moet nu zijn eigen huid redden. En de familie van Bep? Haar moeder zit in Ravensbrück, haar tweede vader is doodgeschoten.
Bij oom Piet en tante Riek? Wij hebben er al verschillende keren geslapen, met onze kleine meid, als er onraad was. Maar na de arrestatie van Henk en Mien Sneevliet is het er niet veilig, het was ook hun onderduikadres wanneer zij in Amsterdam waren. Waar an-
7i