Een driftkop, dat weet ik. Een klein hartje, dat weet ik ook. Toen Bep en ik gingen trouwen, heeft hij gehuild. Daarna zijn de conflicten gekomen. Maar zelfs op zijn onderduikadres, nog geen maand geleden, heeft hij aan zijn medebestuurder Willem Dolleman een brief geschreven, waarin hij er zijn zorg over uitsprak dat ik in een kamp zat. Meta, de vrouw van Dolleman, heeft het Bep verteld, toen ze in Amsterdam was om te informeren naar Willem, die ook is opgepakt.
Oom Henk heeft zich altijd zorgen om mij gemaakt, vanaf de eerste dag dat hij me kende. Toen vroeg hij me, of ik als zoon van het oude volk wel kleurecht was, waarbij hij doelde op Jacques de Kadt en Sal Tas, die als vooraanstaande joodse leden van de Onafhankelijke Socialistische Partij de benen hadden genomen. Ik was er vreselijk door gegriefd, en heb er ook in de analyse over gesproken. De dokter heeft mij toen gezegd, dat er zoveel vooroordelen over de joden bestaan, dat je er overal op stuit, zelfs bij de beste mensen.
En verder? Hij heeft me, toen ik als zenuwachtige jongen - zenuwachtig omdat Bep mijn meisje werd — bij hem over de vloer kwam, op alle manieren willen geruststellen. Hij zag dat ik niet gewend was met mes en vork te eten, en toen at hij ook zonder mes.
Hij heeft me in die dagen zijn volle vertrouwen geschonken. Ofschoon hij het niet erg vond dat ik op een deurwaarderskantoor werkte, wilde hij me toch helpen bij het zoeken naar ander werk, en bood me zelfs aan zijn secretaris te worden op het kantoor van het Nationale Arbeids Secretariaat, al heb ik het niet aanvaard.
Hij heeft me geleerd voor zijn krant te schrijven en artikelen te vertalen, en prees me erom.
48