Zij is een opmerkelijk knappe vrouw van omstreeks veertig jaar, omringd door een aantal artsen die aanwezig zullen zijn bij het gesprek tussen de psychiater en mij. Haar eerste vragen hebben betrekking op zelfmoord, zij wil weten wat voor poging ik daartoe heb gedaan. Maar zo goed liegen kan ik niet, het valt me al moeilijk genoeg om vol te houden dat ik met dergelijke plannen heb rondgelopen, en nu vraagt zij naar de aard van de behandeling.
'Psychoanalyse', antwoord ik, en ze kijkt mij verrast aan.
'Hoe lang nu?' vraagt ze.
Ik reken het voor mezelf uit. Ruim een jaar.
Met een zo langdurige analyse is ze het volstrekt oneens. Na een halfjaar gooit zij een patiënt uit de analyse, anders worden ze veel te kwetsbaar en afhankelijk. De Widt is mijn analyticus ? Ze kent hem niet. Is hij de medewerker van dokter Van Bomas?
De gestichtspsychiater veert op. Met Van Bomas heeft zij samen gestudeerd in Leiden. Hoe is het nu met hem? Al haar vragen betreffen hem. Anderhalf uur lang. In die tijd fantaseer ik over een analyse bij een vrouw die zo aantrekkelijk is, maar vooral: bij een vrouw. Tegenover dokter De Widt schaam ik me al vaak over mijn invallen, die keer bij voorbeeld dat ik heb geonaneerd toen mijn moeder een plas deed en de wc־deur liet openstaan. Zoiets kun je toch niet aan een vrouw vertellen?
Wanneer ik weer in de gang sta, lopen verpleegsters haastig weg. Een patiënt al die tijd bij de directrice, zoiets hebben ze nooit eerder beleefd.
De dag erna moet ik weer bij haar komen. Ze heeft het geval van Bram en mij met haar collega's besproken. Het is duidelijk dat wij in Port Natal niet op onze
44