Op 19 februari wordt een patrouille van de Grüne Polizei, die de ijssalon Koco in de Van Woustraat wil binnendringen, ontvangen met een bijtende vloeistof. De eigenaar van de salon is een Duitse emigrant, die ik van gezicht ken, vaak genoeg zijn we er een ijsje gaan kopen. Hij wordt gearresteerd. Met nauwelijks verborgen vreugde loop ik aan de overkant van de straat om de gesloten ijssalon te bewonderen en aan mijn minachting uiting te geven voor de Grüne Polizei die er patrouilleert.
Dan, op zaterdag 22 februari zitten we bij mij thuis in de Cornelis Springerstraat voor een bijeenkomst, en wachten op Ab Baruch, een lid van onze groep die maar niet komt opdagen. Later op de dag horen wij dat hij bij een razzia op het Waterlooplein met vierhonderd anderen is gearresteerd.
Ik word gewaarschuwd. De Grüne Polizei is op het adres van mijn ouders geweest met een lijst waar Mau-rits en ik op staan. Er was niemand thuis, en buren komen het vertellen. Maurits is bij een vriend slapen, en ook ik blijf vannacht niet thuis slapen. Ik probeer het bij een familielid in de buurt, maar zijn vrouw durft mij er niet te laten overnachten. Woedend verlaat ik het adres. Maar diezelfde nacht wordt de man gearresteerd, omdat hij lang geleden bestuurder is geweest van de revolutionaire vakbeweging, en overgebracht naar een kamp in Schoorl. Heb ik even geluk gehad. Maar Bep zegt: jij hebt altijd geluk. Juist als het lijkt alsof je pech hebt, zit er mazzel achter.
Beps moeder is bij ons, samen met Henk is ze in Amsterdam. Zij heeft Spartacus, hun illegale krant, van half februari bij ons achtergelaten, waarin ik de oproep lees: 'De schanddaden der fascisten moeten beantwoord worden met massastakingen.' Beps moeder is
21