Ik heb Joop en Guus ingeschakeld; die staan hun mannetje. Voor 's nachts hebben we ook iemand nodig. Kun jij op de Overtoom komen slapen? Je bent pas in dienst geweest en weet dus wel hoe je een revolver moet gebruiken.'
Ik had nog nooit een revolver in mijn handen gehad. Moest ik dat aan oom Henk zeggen? 'Hoe moet je van dit merk het palletje op scherp zetten?' vroeg ik alleen. Het klonk stoer genoeg.
'Na de dreigementen van de laatste dagen heb ik een geheim telefoonnummer aangevraagd. Het zal wel even duren eer ze daarachter zijn', vertelde oom Henk. Diezelfde dag ging de telefoon: 'Of ik wat?'
'Het beweren vrienden te zijn, die mij willen waarschuwen maar hun naam niet kunnen noemen. Ik moet morgenmiddag naar Scheltema op de Weteringschans komen. Daar zullen ze me bijzonderheden vertellen over de moord op Reiss. Ik moest er wel alleen naar toe gaan, hebben ze gezegd, anderen vertrouwden ze niet.'
'Je gaat toch niet, Henk?' vroeg tante Mien bezorgd.
'Natuurlijk ga ik wel. Ik zal Joop en Guus meenemen, op een afstand, en bij Scheltema moeten ze een ander tafeltje nemen.'
Maar de 'vrienden' kwamen niet opdagen.
Wel kwam er één op de Overtoom. Er werd gebeld, en toen ik open wilde doen stond er al iemand voor de bovendeur. Een zwaargebouwde man met een grijze jas aan en een slap hoedje op wilde me opzij duwen en naar binnen komen, terwijl hij zei dat hij dringend Sneevliet moest hebben. 'Sneevliet is er niet', snauwde ik, 'als u hem wilt spreken moet u eerst vertellen waar u voor komt.'
Ik trilde van de zenuwen, maar dacht, als hij niet weg gaat, sodemieter ik hem de trap af. En hij ging.
55