Afscheidsbrief aan Mien Sneevliet
Ik hoop dat Je spoedig met advokaat de Pont kunt spreken.
Na Je vrijlating persoonsbewijs en inschrijving bevolking met advocaat regelen.
Amsterdam Zondag 12 April 1942,
Mijn eigen, lieve, goeie Moeder Mien! Mienige Mien!
Nou Jou nog een brief en dan ben ik klaar! Vannacht tussen 3 en 5 uur heb ik geschreven aan: ie den Staatsanwalt in zake Jou, 2de den advocaat de Pont over Jouw belangen, 3e aan mijn zuster in Vught, 4e aan Je dochter Bep en gezin. Met Jou sluit ik de serie af, opdat Je zult weten, dat ook zoveel uren na Je afscheidsbezoek mijn gemoedstoestand onveranderd dezelfde gebleven is. 'Sur-sum Corda' dat wil zeggen: 'Hoog de harten'.
Lieveling alléén toen Jij bij me binnenkwam jl. Vrijdag is me het gemoed volgeschoten. Nooit heb ik zo goed geweten, wat Je voor mijn innerlijke zijn, het beste in mezelf was geworden dan in die weken van scheiding, die in de nacht van 5 op 6 Maart, of juister na 6 Maart in de A'damse gevangenis zijn begonnen. Alleen in mijn cel op de Amstelveenseweg hield me zorg over Jouw toestand in de eerste plaats bezig. Vaak probeerde ik enige inlichting van den wachtmeester te krijgen. Onder een en hetzelfde dak en toch zo onbereikbaar ver! De informaties, die ik aldus kreeg waren geruststellend, doch ik zag Je eerst op Vrijdag 12 April in de meest trieste omstandigheden, die denkbaar waren. Desondanks zag ik direct, dat Je Jezelf
106