POSTILLON D׳AMOUR
Ik kan niet over de Albert Cuyp zwerven zonder aan oom Hartog te denken.
Oom Hartog werkte als diamantslijper, tot hij in 1914 werd gemobiliseerd. Na de oorlog kwam hij in zijn vak niet meer aan de slag.
Zo zat hij, ik was toen veertien jaar, achter een stalletje met 'afgekeurd' Chinees aardewerk op de Albert Cuyp.
's Middags at hij zijn boterham in mijn vaders schoenmakerij in de Eerste van der Helst. Maurits of ik moesten dan, als aspirant-marktsouger, voor hem waarnemen.
Later kreeg mijn oom het aan z'n hart, wat destijds betekende dat hij niet meer mocht werken.
Toen hij en mijn tante Lea, een nicht van de schrijver Is. Querido, een oproep voor Westerbork ontvingen, heeft oom Hartog geprobeerd zelfmoord te plegen, maar daar was zijn hart toch nog te sterk voor. Kort voor hun vertrek heb ik hem nog ontmoet. Hij was verlegen, zoals alle mensen die geprobeerd hebben er een eind aan te maken. Uit Polen zijn oom en tante niet teruggekomen, tegen de moordmachine van de nazi's kon de mens individueelniet op.
Waarom ik mijn oom dankbaar ben gebleven, is een soort geheim tussen Bep en mij.
We hadden pas verkering met elkaar.Ik werd plechtig uitgenodigd bij haar ouders op de Overtoom te komen eten. De stiefvader van Bep, Henk Sneevliet, was parlementslid, zij het voor een revolutionaire partij, ik was schoenlapperszoon.
Ze aten er met mes en vork.
5i