Hij zwijgt een ogenblik, als moet hij zijn gedachten opnieuw samenvatten.
'Doch de Heer waakt over elk van ons, ook over wie zich daar niet van bewust is. Zonder zijn zegen zouden wij zijn gelijk de dieren des velds, die zich overgeven aan hun lusten als hun aard dit ingeeft. En bij die woorden overdrijf ik nog, want hun paringsdrang leidt immers tot vermeerdering van de soort, terwijl zondige mensen hun lusten bevredigen ter wille van die lusten zelve, en zonder hun verantwoording te kennen tegenover Gods schepping.'
Rebbe Mousje valt mij plotseling in, en ik moet glimlachen. Bep trapt zachtjes tegen mijn enkel om me te waarschuwen. Die mensen menen het goed met ons, zal ze straks tegen me zeggen, ik moet niet onverdraagzaam zijn, proberen ze te begrijpen, ze hebben ons toch uitgenodigd.
'Wij mensen van het land,' vervolgt de boer, 'zijn elke dag opnieuw getuige van de wonderen Gods. De schepping is het grote raadsel, dat ons voortdurend tot nadenken stemt, en aan wie mocht twijfelen stel ik de vraag: wat zouden wij anders zijn dan een nietig stofje in het heelal zonder zijn aanwezigheid alom?'
Bij de laatste woorden kijkt hij mij aan alsof ze speciaal voor mij bestemd zijn, kucht opnieuw, verwijst naar het Woord Gods dat tot nadenken moet stemmen, het Woord dat in den beginne reeds aanwezig was. Daarom zal hij uit het scheppingsverhaal lezen, en...
Door de warmte ben ik bijna in slaap gevallen. Terwijl ik me wakker ruk, herinner ik me plotseling de bruiloft van tante Stientje, waar een rabbijn iets had gepreveld en een glaasje kapot had gegooid. De boer leest doordrin
45