HET SEKSUELE VRAAGSTUK
Er hangt een blauwgrijs waas van tabakswalm in ons jeugdzaaltje. Onze landelijke voorzitter Jan Molenaar spreekt over seksuele voorlichting. Hij heeft een hoekig gezicht, staalblauwe ogen en een kale schedel, al is hij niet ouder dan veertig. Van oorsprong fabrieksarbeider, heeft hij duidelij k moeite met zijn onderwerp. Als hij vertelt dat een man een vrouw ook van achteren kan benaderen, gaat hij achter de stoel van Juultje staan. Protesten van de meisjes snoeren hem de mond. Jan wordt driftig. En nu hij zich toch kwaad maakt, hij heeft gehoord, dat een van de leden op het fusiecongres in Rotterdam heeft gesproken over bij de hoeren gaan slapen. Een grof schandaal is het.
'Dat is onze schuld toch niet,' interrumpeert Leo.
'Nee, maar het is wel eens goed hier aandacht aan de prostitutie te besteden.'
Jan doet graag gewichtig, en beroept zich op de partijtheoreticus Frank van der Goes, die eens in een artikel heeft gewezen op het kapitalistisch karakter van de prostitutie: de vrouw als koopwaar, die haar schoonheid verhuurt aan de man.
'Wij verhuren onze arbeidskracht, is dat dan leuk?' wordt er geroepen.
Nerveus steekt Jan een sigaret op.
'Je moest je schamen,' zegt hij dan. 'Een arbeider te vergelijken met een meisje dat aan de ellende is overgeleverd.'
Er klinkt boegeroep in het zaaltje, een bouwvakker van tegen de twintig staat op: 'Wat een komedie. Hoe vaak zien we ze hier niet, er zijn soms verrekt aardige mokkels bij.'
36