48
DE ECONOMISCHE TOESTAND.
Geruimen tijd was zijn invloed op den typischen Amsterdamschen werkman grooter, dan wek vermoed werd; ook op de richting van enkele vakorganisaties drukte het zijn stempel. Zoodra echter de werkelijke vakorganisaties ten tooneele verschenen, boette het Verbond veel van zijn invloed in.
In verhouding tot den omvang der industrie, was er in Amsterdam dus volop gelegenheid voor de arbeiders, om zich bij een der vele vakverenigingen aan te sluiten.
Ook bij de werkgevers kwam de drang naar ver-eeniging. In dit milieu was van verdeeldheid naar geloof of politieke richting weinig sprake. Slechts eenheid van belangen gaf de lijn aan. Waar de organisaties van de arbeiders het sterkst waren, in de bouwvakken, het havenbedrijf, de diamantindustrie, waren ook de patroons het best georganiseerd.
Het Amsterdamsche bedrijfstooneel was nauwelijks meer te herkennen. Grimmig stonden aan het einde der eeuw beide partijen tegenover elkander. De onderdanige, willooze en slappe Amsterdamsche werkman was balsturig en onhandelbaar geworden. Het eene uiterste: een overmatig lange arbeidsdag, laag loon, met de Jeneverkruik tot troost, had het andere uiterste te voorschijn