DE ECONOMISCHE TOESTAND. 33
gestelde missive, „dat Amsterdam slechts geholpen kan worden door doorgraving van Noord-Holland op zijn smalst. Een verbetering van een vaart van 19 uren lengte, waarop zich een aantal sluizen bevinden en waarvan de afmetingen niet toelaten, dat groote stoomschepen hetzelve stoo-mende bevaren, kan Amsterdam niet meer baten!”
Eindelijk verneemt men dus weer een geluid, hetwelk doet blijken, dat Amsterdam zich niet langer van uit Den Haag wil laten dwingen. Het was hoog tijd. Tot eere van de Kamer van Koophandel zij gezegd, dat zij den strijd prachtig heeft volgehouden. Dat viel haar niet gemakkelijk, waar toch in 1860 de Gemeenteraad het hoofd in den schoot had gelegd en aan de regeering deed weten, dat hij was voor een afdoende verbetering van het Noord-Hollandsche kanaal.
De Kamer van Koophandel ging daar tegen in en won den strijd glansrijk. Het was op het nippertje. Van 1850 tot 1875 was de bruto-inhoud in M3. der aangekomen schepen slechts gestegen van 1.687.647 tot 1.926.255. In het tijdperk van de opkomst der stoomschepen was deze vooruitgang van geen beteekenis. In vergelijking tot die van andere havensteden was zij gelijk aan niemendal.
Na 1876, het jaar van de opening van het Noord-
AMSTERDAM EN ZIJNE BEVOLKING. 3