UITBREIDING VAN AMSTERDAM. 15
Voor het geven van een zooveel mogelijk getrouw beeld van de bevolking, kan het Bureau voor de Statistiek ook nog putten uit een andere bron: het Bevolkingsregister. Herinnerd wordt aan het vroegere systeem, waarbij de registers soms aangehouden werden door zgn. wijk- of buurtmeesters, welke naam voor de ouden van dagen onder ons nog bekenden klank heeft.
Heel schitterend heeft het systeem van buurt-colleges niet gewerkt. Voor de klagers over bureaucratie in onzen tijd moge het wel leerzaam zijn, dat tot de centralisatie eerst werd overgegaan, nadat de organisatie van het buurtwezen, die aangevuld werd door den rondgang van de buurtmeesters, twee malen per jaar, slechte uitkomsten gegeven had.
Volgens het Gemeenteverslag waren er op 31 December 1859 21.000 inwoners meer dan de volkstelling aangaf. Toch duurde het nog tot 1895, voor de definitieve centralisatie tot stand kwam.
Uit de vele tabellen omtrent leeftijdsopbouw, de geslachtsverdeeling, burgerlijken staat en de in-deeling naar kerkelijke gezindten, zullen enkele van de belangrijkste gegevens geput worden.
Het aanvangsjaar is 1812. In dat jaar had Amsterdam 194.527 inwoners, en wel 86.237 mannen en 108.290 vrouwen. Ruim honderd jaar later,