huiskamer en al ’t glaswerk werd zuinigjes uitgeschikt over ’t helderwitte tafelkleed. Er was anisette en cognac en koffie met koek, hoewel 7t komkommertijd was. Allen bespraken ze ’t gevalletje in de Schoei en vonden 't zoo jammer omdat-ie zich overigens zoo flink had gehouen.
De Rebbe bracht zn cadeautje mee, een gebedenboekje in rooien omslag met op ?t gemeene papier een dooreen-geloopen druk en vond 't noodig een toespraakje af te scharrelen. Hij maakte ’t maar heel kort, want ook slecht Hollandsch sprekende Rebbe’s berekenen nog toespraken naar rijksdaalders, en Moos’ vader had graag wat toè gehad om de kosten te dekken. Aan ’t eind tikte-ie Moos tegen de wang en zocht z’n oogen:
«Nou,» zei-ie lachend, «en heb je je vader al excuus gevraagd voor vanmorrege?»
«Ja meneer,» loog Moos en geen van allen ontkende.
Z’n moeder duwde hem even later terug naar den Rebbe, om te bedanken en hij deed het alles bijna onbewust, z’n verbeelding werd er niet door gehinderd.
De president van ’t Kerkbestuur, een warmpjes-inzittend glad heertje, met gouden pince-nez en blonden puntbaard kwam ook heel deftigjes en gewichtigjes aanstappen; weet je, zoo niks trots, bij zulleke arreme mensche toch, en bracht hem een leesboek mee. De heele familie en de halve Kille van ’t plaatsje stond op, toen-ie binnenkwam, boog, stamelde den groet naar den heer. Conservatief jodendom kruipt tóch wel voor vernikkeld modernisme van centenheertjes, die deftig bestuurdertje spelen, die niets voelen van hun krijtende armoe,, die niet naar ^ hun omzien bij^wijn-