den Michebeirach x) voor hem. Hij maakte er éen aan z’n vader, éen aan z’n moeder, éen aan de Rebbe, éen aan de ouwe pruimende oom, éen aan ’t kerkbestuur en de schoolcommissie en liet toen de heele Kille zegenen en offerde vier maal drie stuiver aan verschillende Joodsdie instellingen, wat z’n vader met hem afgesproken had, voor de kowet, 1 2) weet je, en hem den volgenden Zondag op eenige dure guldens te staan kwam.
Toen wachtte hij nog, tot voor den volgenden opgeroe-pene was gelezen en ging heen. Hij had ook secuur geleerd, naar de Bimah te gaan langs den korsten weg, en terug te gaan langs de langste. Allemaal van die dinge, die motte, weet je. As je naar de Cefer Thora gaat, ben je zoo blij, dat je precies zoo doet als je geleerd is en den kortsten weg neemt. As je weer teruggaat ben je precies zoo bedroefd daarover als andere behoorlijk onderlegde Joden en neemt triestig een omweg. Toen-ie weer op zijn plaats was, na een pijnlijke wandeling van nerveus zich bekeken voelen, vond-ie zich plots in een onoverwinlijke machteloosheid in z’n bankje staan. Hij betrapte er zich op, niet te weten, welke houding nu aan te nemen, of-ie zitten zou of staan of rond blijven kijken of staren op de bladzijde van z’n Gebedenboek. Hij deed alle dingen om beurten, een, twee maal, keerde zich toen om, in ’t nauwe bankje, om op te zien naar de galerij achter zich, waar de weinige vrouwen zaten. Hij zag er enkelen die hem sentimenteel-lief toelachten en vond er ’t
1
Michebeirach: lett. hij die zegende. — Ieder opgeroepene heeft 't recht om voor een daartoe bepaalden prijs eenige zegeningen af te vragen voor de personen, die hij daarmee vereeren wil en de Rabbijn voor hem opnoemt.
2
Kowet = eer.