schor-krijtenden grijzen Rebbe, die ronddraafde, met teruggeschoven kalotje en in de hand verknepen rooien zakdoek, van troepje tot troepje, hamerend en verwenschend tot in de hel. Soms miste een stomp of stoot z’n doel en duwde Moos met pijnlijke verrassing wakker uit visiën van ydillen-leven. Hij zag dan om, en vóór hem stond de Rebbe, met rollende oogen, de gouden bril sidderend op den neus, de bruine tanden klapperend in den zenuwachtig trekkenden mond, die kwijlde langs de witte das over ’t vergroende lustre jasje... Maar achter hem kreet weer luider en wilder ’t brutale lawaai op door ’t holle kale zaaltje, waar de sjofele vieze kinderen met de klompen aan de banken besprongen en zich rumoerig wreekten op pas ontloopen kettingen van morgen- en middagscholen. Dan rende de grijze Rebbe terug en stompte, duwde, vloekte opnieuw, tot-ie bijna huilend, z’n woede verbeet op z’n lippen, en zenuwachtig schokkend, met moeë oogen, zich voor de bende liet neervallen in de wrakke leunstoel met groen verschoten trijp. De oudste kinderen schrokken dan plots van den afgematten grijsaard tegen de witte muur, en kregen stilte.
Zoo kwam het tot geen ernstig onderwijs en Moos’ dertiende verjaring naderde zonder dat hij veel meer wist dan de verminkte, machinale vertaling van willekeurig gekozen Thora-brokken, en van de gebeden, die in zanikenden cadans door de heele klas werden afgedreund. Maar ’t voornaamste was toch ook de afdeelïng uit de vijf boeken Mozes, die hij voor te lezen had op den Sabbathmorgen van zijn Barmits-woh-dag. Maanden te voren studeerde hij met den Rebbe de enkele bladzijden in uit het boekje op school, die maar