Jankef's jongste

sen en zijn bakkebaardjes kammen als hij, naar stem-mingslust, de rest van een dag thuis bij het raam gaat zitten en allen om zich heen trekt in een stil, onuitgesproken plezier van kleine genietingen en sprankelend en boeiend schertsen en vertellen. Maar stof en vuil en been-deren-stank en de barokke rompen van den handelsrom-mel doen zich, waar Eli in huis loopt, toch overal gelden. Hij wringt zich langs ijzerkronkels, vuile beddenresten, uitstekende meubel-cadavers; hij moet deinzend voorbij naar ontbonden bloed stinkende kalveren- of konijnenen kattenvellen, om binnen te komen; zij allen zijn altijd vuil en moe, en de stank van mufheid en rotting dringt soms door tot in den etensdamp; Zaterdag en vooral Hoogtijdagen uitgezonderd, leven zij er toch letterlijk tusschcn. Het huis is een huis; het heeft vier buitenmuren en een dak, die hen tegen de algeheele aantasting door de natuurkrachten te beveiligen hebben. De muren zijn niet zoo gaaf als Eli het zich denken kan; alles ziet er heel wat minder uit dan bij meneer Meyer boven; als hij daar af en toe een boterbestelling moet opnemen voor de boeren, waar vader, als „Sjoumer”, bij de bereiding toezicht moet houden, is het verschil tusschen huis en huis verrassend. Het dak laat op zolder, op het slaapkamertje van bijna alle kinderen, hier en daar tocht en regen door. Maar de macht en het genot van een wereld die zulk een afschutting vermag te bouwen, ondergaat hij toch wanneer hij, uit het immers zooveel vijandiger buiten, hier binnen komt. Zooveel laat de menschheid ginds hen dan toch aan medeprofijt van haar kunnen nog toe; het wekt de begeerte naar alles. Want daarbinnen begint de le-venshunkering, die al wat de tijd veroverd heeft, wel kennen moet, toch te cischen, en dus gemis te voelen. Naast de liefde voor wat er is, naast de teedere, angstig-harts-tochtelijkc omhelzing van het kleine, nog gekozen, met zwaarte veroverde en kreunend vastgehouden levensgemak, woelen de onbevredigdheid en het verzet. Naar de meerdere volheid van materie kennen zij geen weg: voor den toegang moet te veel verloochend worden.

Aan inkoop en bereiding van het voedsel wordt, onder Jankef 's aandrang, gedaan wat mogclijk is. In hun leven

49