om zich heen, voldoenden tijd te laten voor het volgen van de tucht die van hem geëischt wordt, en ook van de gezondheidsregels.
Behalve dat hij ook lichamelijk nog te zwak is om zijn spijsvertering stevig te ordenen, gunt hij zich, in het spelen, onder het mijmeren, bij het opnemen van de zich allengs aan hem vertoonende wereld, geen tijd daarvoor. Het principe vindt bij niemand ooit genade; de eerste botsing had hij met zijn aangebeden bewaarschooljuffrouw; de tweede krijgt hij met de zoo op orde verliefde massa, zijn massa: de kinderenmenigte.
Het is op die groote, openbare school, een kwartier loo-pens van zijn huis af. Het is menigmaal lang, een kwartier; en dien keer is het twintig uren gaans.
Tegen vier uur als het naar huis gaan is, begint de radeloosheid aktief te worden. Waarom hééft hij dan ook den meester niet gevraagd? Ja, waarom niet? Als er toch al zooveel geweest zijn en de meester is al zoo prikkelbaar geworden!
De toestand is noodlottig. Als de moed komt van het opgedreven oogcnblik, steekt juist weer een ander den vinger omhoog... De maat is vol, hij durft niet meer: twee tegelijk in de klas in zoo’n stemming! Alles doet al pijn van het bedwingen; het verborgen bewegen helpt al niet meer. O, wat is het toch ontzettend, waarom begrijpt men hem niet! Gruwingen, sidderingen, bloedopstijgin-gen.
Het is al te laat natuurlijk. Natuurlijk, als die ééne in de klas terugkomt, is het al te laat...
Het is een bevrijding, en bijna tegelijk een vreeselijke gewaarwording van vernedering. Wat is er? Ziet hij het nu, de meester? Hij ziet hem aan, natuurlijk omdat Eli in zijn angst diens kant uitkijkt, in zijn angst en zijn diep verwijt. Hij schijnt een sekonde afgeleid, de meester, maar hij ziet weer voor zich onder het toespreken van de klas: geen kik of blik. Nu is het gebeurd, en Eli zit daar maar, in zijn bank, in zijn vreeselijken toestand; hij tracht zich machteloos te wapenen tegen de gevolgen; het eerste gevolg: de bekendheid. Een énkel middel helpt zoolang hij zit; de politiek van de wanhoop; boven de benauwenis
3