haar vanuit het huis met zijn orgie van geluid en beweging, in de volle zonnige hitte van den bleekhof te kunnen zien, dat hij den drang heeft die beide werelden te verbinden. Hij slaat de brug en juicht: „Moeder! Moeder!” De halve teruggroet, het gevolg van haar vroegen ouderdom, is zoozeer in overeenstemming met den geest der wereld, waarin zij daar bezig is, dat die hem, als een gebaar daarvan zelve, volkomen bevredigt. Hij lacht ingehouden van pleizier, omdat hij nu werkelijk de verbinding van die twee werelden tot stand heeft gebracht. Hij plant zich steviger in de armoede van den slaapzolder, met het wrakke manke waschtafeltje en de karaf die maar bij hooge feestelijke uitzondering gebruikt wordt. Zoo geniet hij dieper van het verschil en van den afstand. En van die macht, die, naar bijna goddelijke lust, verschil en afstand immers kan onderbreken met één gebaar?
22