uit angst zich maskeerende prooi. En de roover scheldt schreeuwend over valschheid; hulpeloos haten beiden elkaar. Vandaag had Otto de Joden verder losgelaten. Hij zag mogelijkheden in een knoop die misschien niet onontwarbaar zou blijken. Onder het volk was toch de gisting om den Kruistocht groeiend. Want het spel was pas goed begonnen. Gottschalk en von Leiningen hadden een heimelijke samenkomst gehad met twee rijke Keulsche burgers, Kupferkopf en Fliege, twee van de zeer weinige Christenkooplieden die in de Heilige Tocht-beweging de groote kans van hun leven zagen, om zich van die handelsverbindingen van de Joden meester te maken en tot een voor hen sprookjesachtige macht te klimmen. Voor de overige burgers die als ambachtslieden hun hartstocht niet konden kennen, hadden zij dat plan met groote aandacht verborgen gehouden. En in de uitbundige kameraadschap van hun kansen hadden zij zich tot de grenzen van hun daadkracht voelen uitzetten, onder de zedelijke dekking van het recht op eigen ontplooiing en dat zeker tegenover de ontkenners van den Heiland, en onder bescherming van den ijver van een deel der geestelijkheid. Zoo al op vele plaatsen verworpen, bekend was overal het woord van Gottschalk: dat de Joden toch evenzoo onge-loovig waren als de Saracenen, allen erfvijanden van het Christendom. ,,Laat ons,” had hij gezegd, ,,eerst voor onzen Heiland wraak nemen op de Joden en het uit het gelid van de volkeren vernietigen, opdat de naam Israël niet meer herdacht zal worden, tenzij dan dat zij zich tot ons geloof willen bekennen en Christenen worden als wij; daarna zullen wij verder trekken.” En hij liet er dan de wijdere leus van Clermont en Piacenza op volgen, het ,,Deus lo volt”, het „God wil het”, dat de wereldmassa’s in trilling had gebracht. Drie woorden als een kreet van ontlading;een sprong naar het onbereikbare en nimmer gedroomde, en waarin al de spanning der millioenen, door de verontwaardiging van Peter van Amiëns over de Saracenen tot zich getrokken, werd opgevangen en in de vaart van dit Plan geleid. Die leus die de Joden zelfs met geen schamp of blik bedoelde te treffen, werd met sluwe kennis der goedgeloovigheid van
95