ontzetting, met geheimen wellust in een proefbare prooi geladen, woei door het terugwijkende volk. Twee kreten kwamen onder de nerveus snuivende paarden vandaan, toen een koppel rennende hoeven haar schedel en borst vertrapten. En weer vlogen de hoofddeksels af, en schoten de vingers kruisen. De vader kruiste zich mee, met waanzinnige blikken, onderworpen aan de menigte die zijn kind genomen had. De massa loerde naar de doode, eer zij ontspannen maar ontevreden, keerde. Enkelen van hen zochten opeens de vrouw, die hen hier gebracht had; zij was niet meer te vinden.
Simcha en Hanna spraken geen enkel woord tot elkaar op den terugweg. Alleen Esther had voorzichtig gevraagd, waarom Hanna den jongen Ridder zoo gul antwoord had gegeven, en toen had Hanna verklaard dat hij zoo welbespraakt was, en dat men geen Am-Ha-eerez, geen dom onverschillig volk, moest zijn, door een heer die iets zei, met dom zwijgen te beleedigen.
Een uur later lag Simcha gepijnigd in zijn slaapvertrek, toen tot zijn ontsteltenis en onbegrijpelijke vreugde, Hanna voor den eersten keer binnenkwam, om hem de gastplichten te bewijzen. Hij was sprakeloos, tot zij zijn bovenlijf wiesch. Toen vond hij de kracht zacht te zeggen:
„En waarom heeft Hanna, mijn bruid, vandaag dien Ridder dan zoo vriendelijk bejegend?”
De adem stokte in zijn keel, toen zij haar hoofd dicht bij het zijne bracht, en met een glimlach antwoordde:
„Om mijn bruidegom gelukkig te maken.”
„Gelukkig....?”
Hij kon niet verder spreken. Ondanks de wachtende vrouwelijke bediende in de gang, lagen haar gloeiende lippen al op de zijne, en hij sloot zich aaneen tot een kus, lang en kreunend, in een nieuwe wereld vol pijnigend genot van rook en vlammen.
Het brandde na als een koorts, dol en smartelijk, toen zij snel als een dief, weer in den schemer van het huis was teruggegleden. Hij wist dat hij volledig bezet was door een ren op 86