het verkeerde toegegeven en dat bleef niet ongestraft. Achter hen was een menigte, zoo dicht dat zij niet terugkonden, saamgedrongen om den stand van den monnik dien hij had willen mijden. De Pater stond weer muntjes te zamelen in ruil voor zijn reliquieën, en hij liet nu jeugdige knapen uitschreeuwen dat zij gebrekkig waren geweest aan armen, beenen of oogen, maar door de wonderwerkende kracht der middelen van den monnik geheel genezen waren. Eén danste op de schraagplanken en riep rond dat hij nog gister kreupel was geweest; een ander sprak een litanie rad voor zich heen, die geen twee woorden zonder stotteren had kunnen uitbrengen. Het meerendeel van het volk dacht geen oogenblik aan bedrog, al brachten maar enkele tientallen hun penningen naar voren — want het klooster, zei de pater, steunde ook de Heilige Kruistochten — zij die strak bleven staan, droegen toch in den turenden blik van de z wak vooruitgestoken hoofden de gedachte aan de waarschijnlijkheid, en zelfs de stout-sten lieten in hun bedreigde breinen den twijfel niet toe die pogingen deed om binnen te dringen. De hooge geestelijkheid kon tegen dit bedrog wel waarschuwen, de gemeene man durfde de eerste aarzeling aan wat ook dat de tonsuur droeg, voor zijn gemoedsrust niet aan.
Simcha en de meisjes keken vóór zich; een afleiding die niet welkom was, verscheen. De muziek zweeg overal, de roepen verstilden, de potsenmakers bleven onbewegelijk staan, alle hoofden wendden zich, en het was of een rilling van actieve betoovering onder al die schouders rukte, die haar stem zocht en vond in hooge dunne kreten van gejuich uit nauwe geknepen kelen vol verrukking. Bij groote langwerpige vanen, de meeste wit met een rood kruis beweven, andere rood of in vakken van rood en wit verdeeld, schreed een troep van een vijftigtal ridders onder kappen, in op de borst geveterde beige blauwe en roode keurzen, langs de menigte. Bestofte schoenen, vermoeide, maar fanatieke, ook wel uitdagende gezichten. Achter hen, een tros volk, uit allerlei steden en dorpen, de armsten, strompelend en vermoeid, maar door de kracht van hun bezetenheid naar wilde lust en rauwe droom opgehouden. Het was een kleine stoet, niet meer dan een 78