halve dat hij weer, uit zijn persoonlijken aanleg, zijn tegenstanders uit de stilte redde die hun nederlaag was. Heet en scherp begon hij de vervloekingen naar hen uit te sturen die God den kinderen Israels voor hun afval in uitzicht had gesteld: „Vervloekt zult gij zijn in de stad, en vervloekt op het veld, vervloekt uw korf en uw baktrog, de vrucht van uw schoot vervloekt en van uw bodem. Uw lijken zal hij tot aas geven aan het gevogelte des hemels en aan de dieren van het veld, en niemand zal ze doen opschrikken. De Eeuwige zal u met Egyptische zweren slaan, met pestbuilen, met schurft en met uitslagzweren, ongeneeselijk.”
De walbroeders en de vrouwen waren een oogenblik geschrokken van zijn voorspelling omtrent de wraak van Keizer Heinrich, maar onmiddellijk daarop waren zij al in heete woede geschoten tegen die spiegeling van de gevolgen van hun dadenroes; uit den mond van een weerlooze behoefden zij hun ondergang niet aan te hooren zonder het oogenbliks-genot van zijn straf. De Hebreeuwsche prediking in hun kerk, en vooral de verheffende strieming die van den Jood naar hen uitsloeg, dekte hun verweer tegen dat af rukken van den tooi van hun geluksjacht. Een breede ridder het eerst, stortte zich in Mosché’s richting en stiet hem met zijn groote mes omver. „Hij lastert den Heer in onze Kerk! Kruisvaarders! Laat Jezus niet lasteren door den Jood!”
„Hier! Niet langer! Sterf Jood!”
„Zijn bloed voor Christus!”
„Ja, zijn bloed voor Christus! Doopt hem eerst!”
„Den Keizer lastert hij ook!”
„Doopt hem eerst!”
Het was niet meer mogelijk, al had een enkele het gewild. Reb Mosché was tevreden, al onderging hij al het gruwelijke van het sterven. Hij had genoegdoening van zijn bittere woorden in hun ontstelde gezichten, hij wist dat hij hen getroffen had met het schrikbeeld van hun zekeren ondergang. Maar zijn bevrediging duurde kort. Neus, mond en oogen waren weldra lukraak van de messen en dolken doorstoken; bijlslagen, zwaardslagen deden hem opspringen en verlamden dan zijn beenen. Geen kant van het lichaam bleef ge-
335