terugtrok en huiverend en met groote oogen bleef staan.Ver vóór hem, terzijde van den Rijn, stond de hemel in poeierenden gloed van vuur. Wat kon hij bedenken dat het door vlammen van de aarde afgescheiden moest zijn en gevoed? Zijn gejaagde en redding zoekende verbeelding was, zoo goed wat den weg als wat zijn algeheele bevinding betrof, ingesteld op groote plotselinge wijzigingen, op doodende of levenwekkende, op verstikkende of reddende verrassingen. Zijn veiligheid en die van de zijnen lag voor hem in de hand van een onbeïnvloedbare en onvolgbare macht, altoos, en nu dadelijker en beslissender dan ooit tevoren. Hij was voorbereid op elke buitensporige afbreking van den dagelijk-schen gang aller dingen. God, de Heer der Heirscharen, die zon en sterren moest wentelen, het licht over de wereld uitwierp en daarover weer het zwarte duister plonsde, de God van de voorvaderen bij de weidende kudden en in de onwillige woestijnen; die de Joden had geschapen en de Christenen in grimmigheid tegenover hen neergezet; die God die met hen gespeeld had als met beminde kinderen, en hen nu en dan daarbij bloedig had bezeerd; die nu weer Vader, Moeder en alle broers en Golda van hem weggesneden had en zijn ontzettende Hand in de nabijheid van Keulen hield — die God was met hem bezig en hij hield hun wereld in Zijn stomknijpenden greep; hun wereld hing wankel in haar laatste bevestigingen. Weer was de verbreking van alle wetten gaande: de laatste dagen, de jongste maanden, stonden vol brandende scheuren en vooral vol grijnzing van een monsterachtig vermogen, dat hen de gelijkwaardigheid met al het levende scheen te betwisten. Dat alles was een bajert van beklemmende onbekendheid in het doel, en het eenige waarvan hij bewust was, was dat hij niet wist of hem het volgende oogenblik het leven ontgrepen of voor goed verzekerd zou worden. Zoo zag hij daar, tusschen twee nevelige berggedaanten, dien hoogen hemelgloed, door ruimte en water verwijd, en hij ontmoette er zijn God in, Zijn verheffing en Zijn macht, en Zijn kwellende, pijnigende onverstaanbaarheid. Maar dit ééne stond vast: het moest betrekking hebben op wat met hem en het zijne gebeurt. Dit is een
301