eens over de beteekenis van de uitspraak en van zijn gevolgen: het was geen uur meer, om Rabbi Jitzgak al te ver tegemoet te komen. De oude man ging naar zijn plaats terug en hief de hand:
, Jehoediem van Keulen! Het Kapittel heeft een uitspraak mee te deelen betreffende den Jongeling Reb Simcha Haco-hen uitWorms,en ook betreffendeRebMosché enRebTobias van hier. De laatsten op grond van hun houding tegen de Parnassiem, tot wie zij hebben geroepen: „Heengaan. Jaagt hen uit hun banken!” En de eerste om twee vergrijpen: het weigeren van den heiligen plicht om Sjiwwa te zitten over verloren familieleden, en het gebruiken van woorden over den Stichter van den Godsdienst der Christenen, die voor de Thora ontwijdend worden genoemd; daarom spreekt het Kapittel van de Kehillo Kedousjo Keulen over hen drieën den Niddoej, den Kleinen Ban uit, waarmee hen het verblijf in Keulen voor het vervolg wordt ontzegd, en zoo, dat van dit oogenblik af door geen van hen meer op deze bijeenkomst mag worden gesproken, en hen wordt bevolen deze plaats te verlaten.”
Een stilte als een grauw laken viel over de menigte. Simcha ontstelde, enkel om den aanval tot uitstooting die hier op hem gericht werd. Hij voelde zich leeg worden, en de menigte ontzonk hem. Dus dat was alles wat zij te antwoorden hadden, na dat zwijgen straks van de Rabbanniem? Zoover waren zij van de liefde tot het leven verwijderd, dat men hem die een poging wilde ondernemen het voor allen te redden, haastig uitstiet? Teleurstelling, en meer dan de zwaarste bezorgdheid, meelij, vulden hem. Dus ook hier was geen enkele redding mogelijk? Hij staarde krachteloos voor zich op die Synagoge vol Joden. Maar zijn bloed scheen opeens in verkeerde richting te gaan stroomen, zoo schrok hij opnieuw op van een luiden, schaterenden lach achter hem. Het was Reb Mosché die zijn meening niet voor zich wenschte te houden. Hij wenschte den Parnassiem den tijd niet te laten, om hun gezags-eer hierbij in veiligheid te brengen. Nog vóór Rabbi Gerschom zijn pauze geëindigd had om een kleine toelichting te geven, riep de Hospitaalbewoner met den lach
291