Dan brak de roering van de menigte los.
Er waren twee kreten, die sloegen door de Synagoge over honderden koppen heen. Zij kwamen niet alleen van de eerste rijen en hun aanhang, zij kwamen ook van de armen. De ééne kreet was „Nar!”, dat was de meest hooghartige. De andere: „Vijand van Israël!”, dat was de losgemaakte schreeuw van de onmiddellijke woede.
„Nar!” — „Vijand van Israël?” — de Hospitaalkluizenaar stond, onder die schelle schreeuwen als spietsworpen, uitdagend, hoonlachend recht, in de triomf van die uitbarsting om één simpele maar als juist gekende gedachte. En dan volgden de scheldroepen, tegenaanvallen, rauwe pogingen tot terugverwonding uit wanhoop: „Potsenmaker! Satan! Schnorrer!” En de gieren van vrouwen als sarrende lasso’s daar overheen: „Hoor! Uit Egypte heeft hij ons gevoerd!” — „De Steenen Tafelen heeft hij van Sinaï weggesleept!” — „Een is er op zijn zachte hoofd gevallen!” — „Mosché! Mosché Rabbijnoe!”
Men lachte daar niet bij. Het was bittere hoon, heet door de radeloosheid die hij vergroot had. Hij had een oogenblik schrik gebracht, en verborgen losrukking, met zijn stoute snee in de eenheid die voor hem schijn was. En nu stookte die kleine overwinning hem dronken. Hij voelde zich langer worden, en met zijn hoofd achterover riep hij uit: „Ezels zijt gij allen. Gij zijt geen wonder waard. Gij kunt het niet zien. Luister wat Prediker zegt: Er was een kleine stad met weinig mannen daarin. Een machtig koning trok tegen haar op. In die stad was een arme wijze; hen redde de stad door zijn wijsheid. Maar niemand gedacht dien arme. Dat kent ge toch allen, nietwaar?”
Hij kreeg een golf van hoon en minachting over zich heen. Met zijn glimlach en zijn groote oogen daartegen in, verscheen hij nu voor de Gemeente als een waanzinnige. Men riep alleen nog na het vernietigend gejuich: „Laat hem gaan, of luister niet meer naar hem!” En men lachte tevreden na; hij had den zelftwijfel dien hij in hen geslingerd had, bijna geheel weer teruggenomen, en liet hen vrij. Simcha beefde, over zijn pijnlijke getroffenheid heen, en
278