verdeeld, en de altoos opgetrokken oogen die smalend verwerpen, spreken minachtend van onze schuld jegens God en vooral ook van onze zwakheid tegenover onze domme vijanden. Prediker, ijveraar van reinheid in den boezem van Israël is hij; laatdunkend is alles aan hem, tegen elk woord dat afwijkt van de diepgeplante oude wet der zuivere instandhouding. En buiten den vriendelijken en speelschen en diepwerkelijken glimlach om Egebreth’s neus, is voor Sim-cha het meest treffend die kop van Rabbi Peter, de al grijzende zoon van den oudsten Rabbi Joëz.
Is het dan op Simcha dat Rabbi Peter’s blik en houding gericht zijn? Hij denkt zoo, maar dit meent ieder die hem aanziet. Recht staat hij, Rabbi Peter, want hij zit niet als de meeste anderen. Ook hij heeft een hoog voorhoofd, maar evenwichtiger dan de anderen, en daardoor dichterbij. Zijn breede, dunne, scherpgesloten mond, zijn rechte zuivere neus, zijn diepe smalle oogen onder eenvoudige rechte brau-wen die aan den gevel van het vooruitgebouwde voorhoofd kleine guirlande’s zijn, dat alles komt zoo eerlijk te voorschijn, want hij heeft niet meer aan baard dan een paar korte vanen aan weerszij van de magere wangen, en zijn haren golven sierlijk links en rechts halverwege geknipt achterwaarts. Dat alles is fijn en edel, ja bijna behaagziek aan hem, want het schijnt wereldsch in deze omgeving waar vaak de veronachtzaming van het uiterlijk tot ergerlijke slordigheid verwordt, en sommigen noemen hem dan ook Rabbi Peter de minister, dat is alles waarmee zij zijn aristocratische verschijning kunnen aanduiden. Maar die smalle oogen vorschen doordringend en verwijtend vooruit en doen een beroep op het diepste begrip en op het edelste van het hart, om toch het oogenblik te doorgronden en niet te onteeren. Dat is het voorhoofd waartegen Simcha nog het gemakkelijkst zijn handpalm zou kunnen leggen, want terwijl hij de strengheid en de maning ondergaat van dien indringenden blik, heeft hij het gevoel dat hij die tengere schouders maar hoeft aan te raken, en mond en oogen zullen hem innig toelachen, want bij alle bezwering zien zij vol vertrouwen op u aan. Zwaar grijpt dat alles Simcha, en sleurt hem mee van
269