God ons zond in het leven van elke bloem. Indien de beide geleerde Rabbi’s, die, dat wist hij, ook altijd veel kennis hadden van de plantkunde, hem die vriendschap wilden bewijzen, zou hij hen voorgaan naar zijn bonte schatten die nu in dit jaargetijde den armen zondigen mensch zijn onvermogen kwamen toonen en verwarmen, hij zou zijn beide geleerde Rabbi’s willen toonen hoe God voor ons allen dezelfde gaven heeft neergezet, en toonen zou hij hen die zooveel kunnen begrijpen, hoe hij alle gewelddadigheid verafschuwde. Was het hun niet mogelijk, nu, omdat hun Gemeente op hun terugkomst wachtte, o, maar dan hoopte hij dat zij weldra hem weer zouden bezoeken opdat hij hen in zijn hof zou kunnen rondleiden.
Toen Rabbi Gerschom voorzichtig naar voren bracht dat de Kruisvaarders eenvoudig den eisch: doop of dood stelden, en dat hun doel kennelijk niet anders was dan plundering, door den moord gemakkelijk gemaakt, zag hij hoe Bisschop Hermann zich moest inspannen om opnieuw vriendelijke aandacht te geven. Gerschom poogde hem van een anderen kant te bereiken: in heel Frankenland, zei hij, waren deze onheilen door de Bisschoppen en de Vorsten van de Joden afgewend, met alle macht. — Noch de Keizer, noch de Kerk, wilde eenig mensch — zoo antwoordde Bisschop Hermann, — en zeker niet de Joden, tot bekeering zien gebracht door bedreiging met den dood. Plundering behoorde in het Rijk van Keizer Heinrich met den dood gestraft te worden, ook al ging hem elk bevel dat den mensch het leven benam, altoos diep ter harte. — Daarop was dan nog Egebreth verder gegaan, en had verzocht, de vraag te mogen stellen, welke maatregelen de Heer Bisschop dacht te nemen tegen een zoo machtig aantal plunderaars als de Ridders tot hun beschikking hadden. — Wel, heer Bürmeister kende die toch? alle die noodig zouden zijn. — De beide Joden stonden verlamd van onmacht tegenover dien onaandoenlijken sluimer van goede bedoelingen: geen bezorgdheid, ik waak voor U.
De ontvangst scheen al afgeloopen, toen een van de monniken, donker, met een niet onvriendelijk en scherp gezicht, den Bisschop verlof vroeg tot een paar woorden. Hij vroeg
17 257