laatste twijfel in hem los omtrent zijn houding in dit gevecht tegen de leiding. Terwijl hij bij Salzmann binnen ging, wist hij wat althans bereikbaar zou zijn, en geen Reb Mosché of Rabbi Jitzgak zou hem nog kunnen verwarren. Hij deelde mee wat hij vernomen had; men luisterde als sprak hij tot een smeulenden muur, waaruit elk oogenblik de vlammen konden breken. De oogen sperden wijd: hoe? die kooplieden! Was het niet zoo? Die groote sougriem, juist wat zij allen gezegd hebben; de vijand bevestigt het!” Maar weldra dwong hij geërgerd stilte af, gesteund door Salzmann die zijn: „Nu, nu!” tusschen zijn gesloten lippen door kreunde. Simcha sprak in een rustige maar buigzame vaart, tegen de bijna natuurlijke oneenigheid van de ontevredenen in, door den angst verscherpt: handwerkers, vaarknechten, nog meer kleine kramers en enkele bedienden en dat maar als vertegenwoordigers van een honderdtal gezinnen, die in het niet groote vertrek samenzweetten en al heel wat hartstocht hadden opgesleten voor Simcha’s komst. Wat voor het oogenblik voor die allen de binding was van Simcha’s woorden en het levende beeld van hun eigen verbrokkelde gedachten, dat was de tweevoudigheid in den grondslag van Simcha’s plan, bij hem noch de anderen bewust: verleden en vandaag. Hij verlangde óf afstand van geld, goed en zelfs de aanvaarding van den Doop in de zekerheid dat de Keizer dat alles zou opheffen, om het leven van de Joden te sparen, óf verweer met wapenen. Zijn jeugd deed hem zeggen: gewapende af weer. Zijn bloedige ervaring met Worms: geen onzekerheid die ons twintig maal doet sterven, in een vernederende gezamenlijkheid die hoogstens in de wanhoop van zelfmoord kan eindigen, of smartelijk en eerloos in de handen van die minderwaardigen, zooals geen wezen ter wereld omkomt. Zijn verleden sprak: buigen voor het lot van overweldiging, en het recht behouden van de slimheid om er den redeloozen aanvaller zijn winst mee te ontnemen, dat was: alles afstaan tot de Keizer terug zal zijn, die ons alles teruggeven en onzen vijand vernietigen zal, omdat hij ook ’s Keizers vijand is. Voor het oogenblik bracht die gesplitstheid van zijn raadgeving rust in hun verwarring. Maar die rust
239