den Kruistocht voor Duitschland, de Ridders, eischten alle geld en goed, de eenige buit dien zij waardeeren konden en dien zij om Gottschalk’s uitsluitende voorwaarde van den Doop niet hadden willen prijsgeven. De beide samenzwerende burgers Kuperkopf en Fliege verlangden voor zichzelf geen goud, en enkel de blijvende ontneming van het koopmanschap aan de Joden. Als afdoende maatregel daartoe meenden zij de uitwijzing te kunnen eischen van de Joden die geen handwerkers waren; op die gezamenlijke programmapunten hadden zij zich met Willem en Emmicho tegen Gott-schalk verbonden. De monnik die al het ontzaglijke voorbereidende werk had ontworpen en geregeld, had in Worms een ontzenuwende nederlaag geleden, waar hij in plaats van bekeerde Joden, duizend onbekeerd af geslachte als uit-keering van zijn deel had gekregen. Hij zag zich door de houding van zijn medewerkers uitgeworpen, als een misbruikt werktuig dat op de mestvaalt wordt gesmeten. De kruimels — twintig gewelddadig gedoopte kinderen en ze-nuwzwakken die hem waren toegevallen, en de gedachte aan den smaad van de bestraffing die hem bij den terugkeer van den Keizer zou wachten, deden hem in stille wanhoop tegenover zijn bondgenooten zitten. In bittere verslagenheid zette hij zijn laatste krachten in om hen te bezweren, in elk geval het doel van de onderneming te handhaven: de bekeering van de Joden tot eer van de Kerk, „want,” zei hij, „ik wil oprecht met ulieden spreken; het mag zijn dat wij nu van onze meesters, den Keizer en de Bisschoppen, veel afkeuring zullen hooren, gewis is het, dat wij van dezelfden lof en eere zullen ontvangen wanneer zij zullen zien dat wij de Jodenheid vernietigd hebben en zoovelen die zich nu voor Christus doof houden, tot Hem hebben gebracht. Dan zal ons alles wat tot hiertoe door ons bedreven werd, nog vergeven worden en wij zullen tot aanzien geraken, Gijlieden en ik. Daarom moeten wij nu waken daartegen dat geen bloed meer vergoten wordt, opdat den Heer Christus het loon niet ontgaan zal, want dit zal ons allen onheil en verdoemenis brengen. Laat ons daarom eischen dat de Joden dat Judaswerk van den koophandel verlaten, en laat ons een groote som
234