den tijd niet in het oogenblik dat de prooi onder hun hijgenden adem stond, of zij verwierpen dat bevel van enkelen van hun leiders, dat hen immers èn de buit èn de bloedbe-vrediging zou kunnen ontnemen. En toen gebeurde voor het eerst dat wat den razenden Walbroeders onthutst of ook wel radeloos verbitterd van teleurstelling deed staan: na in een dozijn huizen een kleine honderd van die levende groote en kleine geheimzinnig geworden wezens te hebben afgeslacht, ontmoetten zij het raadsel van een grondelooze verachting en ontstellende hooghartigheid, w aar de gewaarschuwde Joden, van hun dood zeker, door eigen messen vernietigd in hun bloed lagen te sterven. Vaders snelden op hun vrouwen, dochters en kinderen toe, doorstaken ze en daarna zichzelf, in de eerste plaats om hun vrouwen en meisjes de verontreiniging te besparen die zij meer verafschuwden dan den dood, en verder om den Kruisridders en hun knechten de zelfverheffing van hun overmacht te ontnemen. Broers slachtten hun zusters af, knapen hun bruiden, velen zichzelf, in die uiterste opspanning van hun meerderheidsbe-wustzijn en in den greep naar de laatste daad die mogelijk was tegen dezen grondeloos verachten vijand.
Dat was de aanvang van het spel in Worms.
Op een twintigtal na die naar de kerk gesleept en daar gewelddadig gedoopt waren, een paar die de haast van het moordwerk in halven waanzin konden ontkomen en twee, drie mooie meisjes, onder het tumult van braak en slachting weggevoerd door de deelnemers die nog een scheut slimme bezinning hadden weten te bewaren — zat heel de rest van de Wormser Joden, meer dan acht honderd, in de groote zaal van het Bisschoppelijk Paleis opeengepakt, in de stoelen, op de tafels, langs den vloer, tegen de wanden opgestopt, grijsaards, mannen, vrouwen, kinderen, zuigelingen. Vijf dagen en nachten zaten, lagen, hingen zij daar, in de gesmoorde luidruchtigheid van een angst zonder verklaring of beheersching, overgeleverd aan de uiterste radeloosheid van hun tijd, die alle onheil tot een wereldgroot vraagteeken stiet, omgeven door diepste angst, wonderverwachting en bloed. Op een klein aantal armen na en een enkelen wijze
208