del ontstolen tot versterking van den goeden wil van hun beschermers. De Parnassiem van Worms, die uit lompe onverschilligheid en uit verdwazing jegens hun plaats in de stedenmaatschappij geweigerd hadden die vijfhonderd zil-verguldens op voorbeeld van Keulen en Mainz aan de Keizerlijke schatkist af te staan, stonden na den aanval op Speijer in overweging, die domheid nog goed te maken: zij durfden nu niet of beriepen zich althans daarop. Hadden zij nog twee weken geleefd: in de houding van den Bisschop van Mainz, die zijn Joden voor de helft van hun bezittingen aan de messen van von Leiningen uitleverde, zouden zij zeker het bewijs hebben willen zien dat zij er goed aan gedaan hadden, het geld nog een paar weken bij zich te houden. Maar de kans op dien triomf van hun grootsche inzicht was hun niet toebedacht. Zij kwamen om als slachtkippen en hun zilverguldens namen hun slachters.
In die „Verirrung des Geistes” en ,,Erkrankung der Volks-seele”, zooals in zijn kroniek Albert van Aachen de uitkomst van Gottschalk’s juichende bezigheid noemde, had zich achter de leidende Kruisridders aan, een ontzaglijke tros gewapend volk, uit Engeland, Frankenland, Vlaanderen en de Rijndorpen, als een leger loeiende wolven op de Joden van Worms gestort. Het was Zondag — volgens de Joodsche mededeelingen van het Memorbuch, de berichten van Eli-eeser bar Nathan en van den Mainzer anonymus — den 23en van de Hebreeuwsche maand Ij ar, den achttienden Mei; in de tuinen achter de woningen van de Joden die niet meer in het Bisschoppelijk Paleis hadden kunnen vluchten of bij bevriende Christenen waren binnengesleept, struikelden de massa’s overrompelaars die elkaar verdrongen, in hun heete haast over seringen- en meidoornstruiken, en botsten elkaar met woeste oogen als gold het hun redding uit levensgevaar, door de ingetrapte schuttingen in de geurende bloemperken omver. Onder het gekraak van stukgebeukte vensters en het zware plof geluid van neergebroken deuren schoten de gillen omhoog van de besprongen en doorstoken volwassenen en kinderen. Want wel hadden de Christenen de opdracht, eerst den doop te eischen, maar de meesten gunden zich daartoe
207