en taai, en zonder bekommernis dan alleen om het directe gevolg. Hij wist zeer goed, in de stilte van zijn berekeningen, dat de Joden geestrijker en nuttiger voor de maatschappij van zijn dagen waren dan de onwetende massa die hij tegen hen opzette, en dan de ridders, voor wie elk die geld of goed bezat, moord- en roofbuit was. Maar hij wist dat het Woord bestond; dat het Woord ook in leugen, verdachtmaking en ophitsing leefde, en dat Woord, dat bezat hij. En met dat Woord wilde hij nu eenmaal scheppen, een groot gevecht opbouwen, een langdurig machtig feest beleven en er zich mee meten tegen den Geest, in de Muzelmannen, of in de Heidenen, maar het allerliefst tegen den krachtigen en over het land werkzamen Geest van de Joden, ja, van de Joden dan, wier nederlaag hem de macht van zijn Kunst bewijzen zou, en dan ook nog hem het stralende eerherstel brengen van zijn bedorven loopbaan. Goed, hij wist dat alles, en bijna wist hij dat hij, ware hij maar een vleugje anders geworden, ook het tegenovergestelde had kunnen doen en zijn leven vol had kunnen maken met vóór de Joden te vechten. Nu wilde hij niet vóór iets vechten; hij wilde alleen schamper en honend vechten tegen iets, en nu, wat vond hij dan geëigender op zijn levenden weg dan dit? Met scherpe heete niets ontziende felheid trok hij opnieuw uit om zijn predikende trekkende monniken in te lichten, en blies hen aar-zelloosheid, doelbewustheid en optreden in. Hij gaf hen een volledig programma van feiten en hun voordracht, en dreef hen het allereerst op de omgeving van Worms aan, onder de belofte van voorspraak bij de hooge geestelijkheid wanneer hij door duizenden Joden in het Christendom te dringen, zou hebben gezegevierd. De beïnvloeding van het armere volk moest die laatste dagen vóór den overval, wel doordringen tot de uiterste kringen van de Joden die het meest met de massa in aanraking kwamen. Het was niet mogelijk, voor den zwellenden hoos van vijandschap blind te blijven, ook al leefde die zich niet in daden uit. De monniken werden steeds driester bij hun kramen. Zij riepen openlijk dat het Duitsche volk niet wist, welke gevaarlijke vijanden het in de Joden om zich heen duldde. Steeds opnieuw, zeiden
205