Simcha, de knaap uit Worms

Titel
Simcha, de knaap uit Worms

Jaar
1936

Overig
De knaap uit worms

Pagina's
395



vader is de groote Parnas, hij verkoopt ons allemaal. Ge hebt toch gehoord wat ieder in onze Kehillo weet? dat hij grond heeft gekocht van een zuster (hij noemde het nu een zuster) van een hourik, die de benden tegen ons aanvoert? En dat die aanvoerder die grond in bezit wil hebben? De Rabanniem hebben er hem voor gegeeseld, in het Kapittel, hem en zijn vriend, dien fijnen Reb Juda die ook al uitverkoren is om over ons te regeeren. Nu, zijn dochter is een goede Sougerte, zij wil zichzelf verkoopen. Verkoopt zij zich zelf, kan zij zelf de prijs bepalen.” Hij had niet naar Simcha omgezien, die voor hem immers aan die daad ook deel had, en ook wel niet anders zou handelen, als hij toch in de familie en de zaken van dien woesten dief zou worden opgenomen. En hij lachte nu om instemming naar den zieke, maar naar hij weten kon, vergeefs. Want Salzmann lachte niet, hij had nog nooit gelachen. Met halfgesloten oogen zei hij: „Nu, dat is toch dwaasheid. Als zij gedoopt zou zijn, zou zij niet hier komen, om Sjoloum te maken met haar vader. Onze Opperparnas is een schaamtelooze dief geworden. Hij is ziek geworden van het goud. En als men niet toeziet, verkoopt hij ons werkelijk, al schijnt het niet zoo.”

„En als men wel toeziet, doet hij het ook.”

„Maar als de Reb,” ging Salzmann voort, „dat meisje hier wil brengen, omdat hij met haar vader wil spreken, nu dan doet hij het.”

Reb Matthias zweeg, geslagen, maar met een zekeren eerbied voor den gelatene. Diens zwijgzaamheid en vooral diens onaantastbare droefgeestigheid maakten hem tot iets van een kleinen maar betrouwbaren profeet, een „Nowie”, voor een kleinen kring van vrienden en gelijken. Rifke alleen durfde hem wel tegengaan. Hij was haar man geworden; zij strooide en spoot hem al die jaren, dag aan dag haar plagende en tartende teveel aan woorden tegen, om het leven uit hem te voorschijn te prikkelen dat zij naast zich begeerde. Bij den kleinen nowie baatte het niet. „Die heer,” nikte zij naar Simcha, omdat zij hem niet zoo dadelijk rechtstreeks durfde toespreken, „Reb Simcha, mijn man, God zal hem gezondheid en vrede geven, Omein, is geen gewoon n

161

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.