schoppen zoo af, dat ze met meer loopen kon.”
De krachtig omlijnde kop, aan bloed overrijk, maar met zwakke trekken in den binnenbouw, hief zich nu lachend achteruit; dat was de vraag om de oplossing, hij liet ze meteen zelf volgen:
„Ze heeft het niet vergeten.” De kop kwam weer dicht bij Simcha: „onder tranen heeft ze korten tijd later bezworen dat ze hèm alleen wilde trouwen.”
Hij klopte weer op Simcha’s schouder. Die knikte als een soort bewijs van goede ontvangst en stelde vast dat zijn vader anders was. Het bedrog tegenover dezen is snel geleerd:
„De vrouw,” zei hij.
„De vrouw,” knikte de Opperparnas, tevreden voor dit oo-genblik, maar desondanks onzeker, en hardnekkig daar tegenin.
Tusschen zijn bruid en de rede van den Opperrabbi reisde Simcha’s gespannen aandacht vorschend heen en weer. Niets van wat hij hoopte, bracht Rabbi Gerschom. Hij was de kleinzoon van Rabbi Gerschom ben Jehoeda uit Mainz, den beroemden, die het eerst een vergadering had bijeengeroepen in Worms, van alle Joodsche Rijn-Gemeenten. Diens zoon was in 1012 bij de nog met geringe verliezen verloopen pogrom, gewelddadig gedoopt, en op zijn vader’s aandringen met andere dwangbekeerlingen weer in het Jodendom opgenomen. Een klein scherp kopje, blank, met groote heldere en bewegelijke oogen, de witte haren van hoofd en baard gedund. De „Jodenbisschop”, hoofd van het Rechtsprekend lichaam van twaalf Dajanniem, leider van het Kapittelhuis, de Talmudschool, het Bijs Hami-drasch, voor de oudere knapen en de volwassenen. Behalve de zware vergrijpen die voor den Aartsbisschop kwamen, had hij met de zijnen alle geschillen van de Joden te berechten, ook die waarin Christenen betrokken waren, naar Mozaisch recht. De menigte schoof nog dichter om hem heen en velen verlieten hun plaatsen, want de groote oude man sprak zacht. En hij sprak puntig en kort. Hij sprak kennelijk als weerslag op wat ter vergadering van de Lei-
15