Hij had de kamer al verlaten, eer het antwoord van den Parnas eenige uitwerking had gehad. Die had in een ruk zijn hoofd afgewend met een blik, waarvan de minachting bedoelde Simcha te treffen.
Esther’s oogen zochten den vloer. Zij beet zich, met een blos die steeds gloeiender steeg, op de lippen.
LIEFDE’S GALGENMAAL.Die eerste heimelijke ontmoeting met Heer Otto, dat lachen en gevleid worden, ook een tikje terugpaaien, dat was nog maar het eerste proefje van de uitzonderlijkheid, voor Han-na. Daarbij hoefde zij aan vreeswekkenden ernst van een daadwerkelijke zonde, aan breuk met haar geschiedenis en al het hare nog niet te denken. Kon zij niet, zonder dat iemand buiten hen tweeën het wist, een oogenblik haar mooie profiel buiten het nest steken, om een andere lucht in te ademen, de lucht van een andere wereld, die haar nog mooier zou maken? Wat sprak men dan onder al de haren onophoudelijk van het voorrecht van reizen en trekken, kennis van andere volken, talen en zeden, die den geest van de Joden verrijkte en leidend deed zijn — en bond tegelijkertijd de jeugd aan huis en Synagoge, ja, aan Vrouwensynagoge, en twee-driemaal in een jaar een avond met een paar potsenmakers vol wereldlucht aan zich, in het Danshuis? Nu, zij zou toch de eenige niet zijn die zoo’n onschuldige beweging buiten de grenzen van haar kring waagde? Wat hoort men niet vertellen van de burgeressen en poortersdochters, en van de Riddervrouwen op de eenzame kasteden, met priesters en vreemde Ridders? Komt men in het Bediendenhuis of daaromtrent op de Plaats, en vangt men daar gesprekken of toepasselijke kwinkslagen en grappen op: het bloed stijgt je menigmaal naar het gezicht, maar niet altijd van schrik of schaamte. Weten de meisjes dan nog altijd niet tot de laatste toe, dat Ridder de samenvatting van alle mannelijke deugden beteekent, die men ook weer in één enkele onder kan brengen: durf om het leven te genieten? Dwars door alle belemmerende gevaren heen: het leven grijpen en eten.
141