len, en deze sprong in dat volle leven met zijn inspanningen, zijn jacht en zijn gevaren, wordt nu van hem geëischt. Dat lokt hem dan met de groote belooning van de Bruid, van Hanna, die daar in dien achtergrond van zijn aandacht staat, wachtend, haar mond vooruit, om den duizelingwekkenden kus door zijn lippen heen in zijn bloed te smijten, met de dronkenschap en het uitzicht op de rijpheid, waarvan men niet af kan laten. En daarvoor gaat zij hem alles ontnemen van deze heerlijkheid hier.
Hij wierp zich in het genot van dit gezinsgeluk. Hij speelde met de jongere en jongste broertjes en met Golda. Overdag het balspel, Blindekoe en notengooien, tot zij zich in het zweet hadden gerept en daarom lachten. Volop speelde hij met hen, bewust en overwogen, een paar maal in een rijke witte sneeuwbui die hen deed gloeien en de oogen helder maakte, en ook in de eerste uren magere voorjaarszon, die zijn opzet om den vrede en de onbezorgdheid van de jeugd wijd in te ademen en als een voorraad harte-eten mee te nemen, volkomen deed zijn. ’s Avonds bij de kaarsen binnen, kwamen de spelen met het Lot-boek, met de kaarten en het Raadsels-opgeven. Met de broertjes was hij bezig tot het slapen gaan toe. Daar boven herhaalde hij met hen de met vrees en wonderengeloof gemengde grapjes van voorheen: verhalen over booze geesten die goede blijken te zijn, of wier kwaadaardigen opzet door goede geesten van de kinderen wordt afgewend. Van den Weerwolf die dreigt, maar die als hij met vriendelijke woorden wordt toegesproken, eindigt met een dikke matze-kleis te vragen uit de Paasch-soep; hij huilt niet meer zoo afschuwelijk, maar is weer tot zich zelf teruggekeerd: een vriendelijke Jehoedie uit Polen. Simcha heeft op het Joodsche alphabeth ook zelf een nachtliedje gerijmd; dat hebben zij allen van buiten geleerd en zeggen het:
,,011ef Bijs Kimmel, der gute Gott im Hirnmel,
Dollet Hé Wof Behütt’ uns in der Schlof.
Zoojin Ges Tes,
124