wier teederheid hem voortdurend als een fijne, voorzichtig uitgezonden warmte tegelijkertijd troost en onverwoord bezwaart, voelt den greep naar het uitzicht op die eenheid als bitter moeilijk en nog onmogelijk. En door zijn ingewanden rijst en daalt en worstelt het zachte gekreun van honderdduizenden. — Hij is toch de eenige hier die weet hoeveel verdediging vader steeds mengt in al zijn verhalen en uiteenzettingen. Hij heeft vader de woorden van Rabbi Jitz-gak overgebracht, die hem een hernieuwing van zijn zaken verzekeren. Hij kan een paar nieuwe schepen laten bouwen, en rekenen op geld voor inkoopen van waren; Rabbi Jitzgak stelt een familie-vennootschap voor, tegen een klein aandeel in de winst. Al heeft vader zich blijkbaar ook nog aan de vrijbuitersvreugde van de laatste maanden niet zat genoeg gegeten, want hij heeft ernstig en tevreden geknikt maar in-tusschen bijna twee weken lang zijn werkeloosheid zonder eenig bedenken verlengd — zal toch niet hier ook al weldra die onrust inzetten van de jacht naar de herwinning van de oude koopmansplaats, een onrust die immers geen einde neemt omdat de dag van gister altijd weer door den uitslag van vandaag overvleugeld moet worden? Al bleef er dan tijd voor samenzijn en bespiegeling, o zeker, maar was er die volheid mogelijk van overgave aan het leven, die algeheele wijding van de uren, die hem nu zoo voor het werk in Keulen heimelijk doet terugschrikken? Als een bruid die afscheid neemt van haar kindertijd en haar spelen en speelgenooten, zoo, aarzelend en bedroefd, voelde Simcha zich staan voor het zwaarwichtige leven dat hem opeischte. Zwaarwichtigheid, en slavenhandel! Gedwongen slavenhandel, want de Joden zouden vijandschap wekken wanneer zij nalieten de legerleiders daarmee van dienst te zijn, in hun heiligen arbeid! Vijandschap zouden zij wekken bij de leger-aanvoer-ders, wanneer zij weigeren vijandschap te wekken bij alle anderen! Ja, zoo worden zij gedwongen zich te vergrijpen en te verontreinigen, en dan gehoond en vervolgd en misschien omgebracht om hun onreinheid. O, God van Israël, wat wilt Gij dan met ons!
Hij is van de menschen, hij kreeg zijn plaats tusschen die al
123