dat leert hen de Kerk. En zij gelooven dat hun eerste daad een aanval op de Joden moet zijn (alweer een geruststelling: alleen de nieuwe Christenen zijn zoo. Is daarna nog wel iets van hen te vreezen?) Gefolterd en uitgedreven werden zij. Maar nu drie en een half honderd jaar geleden kwamen de Arabieren en veroverden Spanje. Groote vriendschap sloten zij met de Joden; die hadden hun aan de macht geholpen. Is het te verwonderen? Nu! (Hij lacht, en allen lachen, verrukt, zooals hij lacht, altijd weer met dien lach waarachter het diepe donkere schreien gesloten zit, het brakende huilen als van een gebroken kind, het ontroostbare.) Op en af is het zoo dus altijd gegaan. (En hoe zal het nu weer gaan?) Een vorst, Abdorrahman, in alle wetenschappen en kunsten telde hij hen voor vol. Ja, een Arabier, men moet het verstaan: tegelijkertijd was een groot deel van zijn inkomen de opbrengst van een heele kapervloot, die de schepen op de zeeën uitplunderde en de reizenden verkocht waar voor hen het meeste geld betaald werd; zoo bracht men ook telkens Joden bij de Joodsche Gemeenten binnen, die hen voor veel goud loskochten. Een Arabier! Een van zijn onderdanen was Isaac %ben Hasdai, een rijke Jehoedie; hij liet van overal geleerden naar Spanje komen, en huisvestte en kleedde en voedde ze daar. Hij heeft ook boodschappers gestuurd met brieven naar den Koning van de Chazaren, die met zijn heele volk tot het Jodendom was overgegaan, en Isaac ben Hasdai kreeg antwoord terug over den toestand in het Joodsche Rijk, en geschenken!
Sprookjes gloren voor de oogen van de kinderen, tusschen de duistere moerassen van de vervolging (maar wie van hen, al hebben zij de vrees in hun bloed geërfd, kan het volle ongeluk benaderen zoolang het lichaam nog gaaf en goed verzorgd is?)
Witte, Moorsche paleizen verschijnen voor hen, tusschen groen van cypressen en palmen, geel en rood-goud van citroenen en zoete sap-appelen en het edele bias van den olijf. Al zijn zij hier dan in ruimen welstand opgegroeid; materi-eele ruimte, ontplooiing van de directe levenskunst kennen zij hier maar weinig in het Rijnland. En de uitzetting van de
121