Simcha nu, zoo goed in hun gevechts-instinct, dat van zijn vader het geringste gevaar van vergelding te duchten was, en hoe rauw en zonder bedenken konden zij daarin ook alweer toeslaan!) was de aanvaarding van het verlies gekomen van geld en hooger poorters-aanzien, en de schikking in het eenvoudiger bestaan. En toen pas, na weken, kwam het genot. Minder bedienden, meer verband tusschen de levensgemakken en wat zij aan arbeid eischen; geen of nauwelijks zaken in huis, voller aaneensluiting. Vreugde om het verlies van geld en macht kon niet worden uitgesproken, maar menigeen onder hen merkte de groote winst toen de weelde gerantsoeneerd werd en de rijke eenheid tusschen voedsel en mensch werd ontdekt;toen langzaamaan maar toch nog snel, de harmonie haar groote kans kreeg en de stemgeluiden rustiger werden en dieper genoten. Gezinsleven en Leer waren nooit zoo gevierd als in die maanden, en Simcha, die de oudste was, had een geluk gevonden dat naar hij allengs ontdekte, aansloot op zijn kindertijd: het geluk van te leven in een onuitgesproken liefde-verband, niet naar buiten afgesloten waar de wereld vijandig zou heeten, maar als in een warme, open nis. En wat was, meer nog dan Keulen, Worms niet een stad daarvoor! Meer dan Keulen, een stad van beschaving, het middelpunt van voorname Joodsche geleerdheid, van overgegeven Thora-aandacht. Al was dan in Keulen al tweehonderd jaar geleden, na den terugkeer uitMainz waarheen men voor de Noormannen gevlucht was, door Rabbi Amram een Joodsche Hoogeschool gesticht — het eerst in Worms van de Rijnsteden, was de Rabbinistische studie tot bloei gekomen, en daar lag over de Gemeente, de edele glans van den grooten Raschi, Rabbi Salomo ben Jitzgak, in Tro-yes geboren en die nu daar verder leefde, maar die door zijn voornaamste werk, zijn Commentaren op Bijbel en Talmud, in de heele wereld beroemd was en blijven zou. Van Jacob ben Jakai m Mainz, van Rabbi Eljakim in Speyer, maar ook van de grooten Isaac Halevy en Isaac ben Jehuda in Worms had hij de Talmudscholen bezocht, hij die nu door zijn meesters openlijk als de meerdere voor altijd was uitgeroepen. In verfijnden trots op die onvervreemdbare erfenis leefde men 112