„Maak nou zoon drukte nie,” zon" Jacques met driftige grijze oogen, „god in den hemel, wat goa-de-ge alleinoal hoog mè-dat heessie, ik wil med-oe wèdde. da ’k wellies mooier in me huis gehad heh; zoo’n schoonheid is dat nou nie.... Jullie moake doar, of ’t een stuk van driehonderd pond een hout is.... godhewaart me....”
„Is ’t soms niet mooi? Joacq hel» weer wat,"" verdedigde Abrams, „zoo n stukkie vleesch hedde gij nog nooit in oe huns gehad, da wil ik oe wel vertelle, met al oe praats!” „He!" spotte Jacques, gewend dat ze zijn dialect nabootsten, „wat ik dan de laatste keer met Dovidje Kalf soame bad.... woar is-ie.... o, hij is al w'eggegoan Dovidje.... moar ge weet wel Herz,” zong z’n Joodscb tenortje naar Hartog Spier, „ge het ’t nog wel zien hange, maar doar kon-de jou heessie wel achter verstoppe!”
„Wat meen je?” schoot Hartog Spier vooruit, „hoelang is dat wel geleden?”
De Vries aarzelde.... „Een week of drie,” zei hij dan maar, beschaamd nu het woord eruit moest: in geen drie weken had-ie een stukje vleesch an de baak gehad.
„Wat?” zei Hartog, „o, dat halleve heessie, noem-ie dèt puik vleesch, jónchie? hihi— za’k sterreven, ’k heb gemeend, da’j toe een oud paard van de Reiniging liadt gekocht om es ander soort klanten te krijgen: ’k dacht da’k had hooren hinneken, toe "k verbij je huis ging, hihi! das noemt èr schein vlaasch! nee dat ging "t net as an je vrouwe.” ging hij voort in zijn gewonen beleedigtoon, daar hij, eenmaal bezig, niets ontzag, en nu den spot dreef met Jacques’ vele kinderen, „’t was al te gezond.... hihi, "t had net "n kleur as je vrouwe! ” Hij had nu een volledigen gierenden saterkop: de versmalde oogen glinsterden erin. En dadelijk grinnikte hij weer tegen Meijer, dien-ie in ernst aan een Amsterdammer, met Abrams ter receptie gekomen, hoorde vragen, of hij geen vrouw voor "m wist: hij kwam zeker nog wel veel hij families, zij kwamen
hier zoo weinig met gegoede meisjes in aanraking......Wou
jij dan ’n vrouwe hebben, jongetje?” grinnikte Hartog Spier. „Ik heh nog ’n geitje achter op de plaatse staan, a’j daar
90