De een zijn dood ....

op. Hij was goed, Toures Mousche, hij was goed, heèl goed, hadden ze dat gehoord? Vooruitschuivend met zijn stoel, vertelde hij het rond, liet de oinzittenden in een bevrijdend genietinkje lachen en hoofdknikken naar Beem. Maar de bijeengebogenen weken dadelijk weer vaneen, op hun stoelen terug om Hartog Spier, Lion’s broer, die binnenkwam, door te laten naar den jarige.

Vandaag tot beer verdeftigd, zijn vervuilde veehandelaars-kleeren vergeten, leefde Hartog in den roes van zijn grootheidswaan. Met stil-voorname breede schreden stapte hij binnen, den sensueelen kop met glanzenden cylinder hoog en in den nek, en zijn donker-hartstochtelijke, diepweg gloeiende oogen zwenkten met een gemakkelijke monstering in hun kassen rond, de hoofden langs der groepende gasten. Driest, als in de verzekering dat maar weinig kostelijke woorden gelijk zeldzaam edelgoed dit lage volkje vandaag van hem zou krijgen toegeworpen. Ouwe Beem en zijn vrouw gaf hij elk een hand, terwijl zijn mond van dikke lippen den gelukwensch gromde, kort en met ingehouden snauwtoon, tusschen gemeenzaamheid en koelheid in, heet-begeerig naar een opvallende houding en bang die te verspelen. Dan keerde hij zich naar Jette en de jongens, en terwijl hij met een als hevig ontroerd, bewegingloos gezicht bleef staan, schudde hij zijn arm, licht hijgend, eenige malen, bij den moeizaam geformuleerden wensch. Achter zich zoekend, streek hij zijn jaspanden op en ging zitten. Hij schoof den hoed even achterover en plukte in zijn kort-ruigen grijs-bruinen baard, strak, en besloten voorloopig te zwijgen: doch daar hij zich in dat voornemen bekeken meende, werd hij zenuwachtig verlegen. Zonder waarnemen der figuren weken zijn blikken nu en dan zijlings uit, dofmoe glinsterend van verdoken heftig leven, naar de rumoerende of zachtnasaal gonzende groepjes in de nu overvolle, benauwde receptiekamer.

In den morgen vol herinneringen aan bier en daar gelezen romantische mededeelingen omtrent het leven van eenzelvige helden, en verward-extatisch door bet overdenken van, in de aanstaande vergadering der kleinsteedsche vrijzinnige